Het komt geregeld voor dat een schuldeiser een vordering instelt voor enkel de rente en de incassokosten. Soms bedraagt de rente slechts een paar cent en de incassokosten slechts het laagste tarief van € 40.
Uit twee recente gerechtelijke uitspraken zou je kunnen afleiden dat er kantonrechters zijn die vinden dat je geen recht hebt op vergoeding van deze kosten.
Begin maart 2015 veroordeelden twee kantonrechters (één in Haarlem en één in Amsterdam) onafhankelijk van elkaar dat de eisende partij haar eigen proceskosten moet betalen, ondanks dat de incassokosten van € 40 werden toegewezen. Bij een dergelijke vordering bedragen de kosten voor de dagvaarding € 77,84 (excl. BTW) en het griffierecht € 116 voor een bedrijf. Per saldo is de eiser dus voor zo’n € 150 de bietenbrug opgegaan.
De overwegingen van de twee kantonrechters waren als volgt:
“De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een dusdanige proportionaliteit tussen het gevorderde – vier eurocent rente en veertig euro buitengerechtelijke incassokosten – enerzijds en de (te verwachten) proceskosten anderzijds, waarvan de dagvaardingskosten alleen al tweemaal zo hoog als het gevorderde belopen, dat de beslissing van [eiseres] om naar het middel van een gerechtelijke procedure te grijpen – welke beslissing haar op zichzelf bezien vrij staat – tot gevolg dient te hebben dat [eiseres] de eigen proceskosten draagt. De proceskosten zullen dan ook worden gecompenseerd.”
en
“Gelet op de wanverhouding tussen de gevorderde som en de proceskosten, alsmede de omstandigheid dat uit de tekst van de dagvaarding nauwelijks valt op te merken dat het hier alleen nog een geschil betreft over de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.”
Nu kan je je natuurlijk afvragen of je voor een vordering van € 40 moet gaan procederen. Maar interessanter is de vraag of deze twee rechters het bij het rechte eind hebben. Beide vorderingen zijn te laag om hoger beroep in te stellen (blog hoger beroep), dus deze principiële vraag kan niet aan een gerechtshof worden voorgelegd.
Een kantonrechter in Den Haag oordeelde in een soortgelijke situatie in februari 2015 overigens anders en veroordeelde gedaagde ‘gewoon’ in de proceskosten. Navraag bij De Rechtspraak leerde voorts dat het geen beleid is om dergelijke vorderingen af te wijzen. Kennelijk zijn er twee rechters ‘rogue’ gegaan.
Naar mijn mening doen deze twee rechters het niet goed. Er is in casu geen reden om de proceskosten te compenseren.
De rechter mag de proceskosten compenseren in de in artikel 327 lid 1 Rv genoemde gevallen. Beide rechters noemen de proceskosten disproportioneel c.q. spreken van een wanverhouding tussen gevorderde som en proceskosten. Dit zou dan vallen onder de laatste zin van artikel 237 lid 1 Rv:
“Ook kan de rechter de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.”
In beide gevallen erkent de rechter dat de eisende partij betaling in rechte kan afdwingen. Dan is er mijns inziens geen sprake van nodeloos veroorzaakte kosten. Van onnodige kosten is bijvoorbeeld sprake als meerdere procedures worden aangespannen, terwijl de vorderingen in één procedure hadden kunnen worden opgenomen.[1] Ook zijn geen buitensporige bedragen gevorderd aan incassokosten[2] of is gedaagde niet in de gelegenheid gesteld om in den minne te betalen.[3] Van deze gevallen is geen sprake en er is juridisch bezien geen reden om de proceskosten te compenseren.
Een tweede argument is dat het hele systeem van incassokosten tot doel heeft om wanbetaling tegen te gaan. Dit volgt ook uit de Europese richtlijn ter bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties.[4] Door de incassokosten toe te wijzen, maar de proceskosten niet wordt dit stelsel ondergraven. Immers, het loont om de incassokosten bij lage vorderingen onbetaald te laten. Ondanks dat de schuldeiser kosten moet maken en volledig in zijn recht staat, zal de rechter de schuldeiser de rekening presenteren. Hiermee wordt een verkeerd signaal afgegeven. Het wordt problematisch als je bijvoorbeeld een dierenkliniek hebt en het overgrote merendeel van je vorderingen uit lage bedragen bestaat. Soms moet je een signaal afgeven dat men gewoon moet betalen, ook al is de vordering laag. Dit miskennen deze rechters. Ook maken beide rechters niet duidelijk wanneer er dan wel sprake zou zijn van een normale verhouding tussen de vordering en de kosten. De griffierechten zijn bij mijn weten überhaupt niet kostendekkend, dus dit kan geen argument zijn.
Bijkomend argument is dat in geen van beide gevallen een partij procedeerde op basis van gefinancierde rechtsbijstand (‘toevoeging’). Er is dus geen sprake van misbruik van toevoegingsgelden, zoals in de kwestie van konijn Punkie of de veelbesproken ‘zandbakruzie’. [5]
Graag hoor ik of je vindt of de twee kantonrechters gelijk hebben. Hieronder kan je je mening achterlaten.
UPDATE: lees mijn blog “Vallen incassokosten onder de regeling van artikel 6:44 BW” over de vraag of je na een deelbetaling procedeert voor de incassokosten of de restant hoofdsom.
=====
[1] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BX1386.
[2] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBALK:2009:BJ6773.
[3] Bijvoorbeeld: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBSHE:2010:BM1521.
[4] Richtlijn 2011/7/EU van 16 februari 2011. Lees mijn artikel Handelstransacties: incasseren anno 2013 voor meer informatie over deze richtlijn.
[5] Http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBHAA:2010:BM4040 en http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2013:2966.
Het bedrag waarom geprocedeerd wordt is te laag om wat mij bertreft voor de rechtbank te behandelen. Zoek maar een mediator voor dit soort gevallen. Leuke nieuwe wet? Ik zie ook helemaal niets over de motivatie van gedaagde om niet te betalen. Dat doe je ook niet zomaar.Het is trouwens niet juist dat de incassokosten wanbetaling tegen gaan. Eerst is de wanbetaling en dan komen de kosten als straf. Werkt net zo krom als bij het niet betalen van de zorgverzekering.
De dreiging van incassokosten gaat wel degelijk wanbetaling tegen. Je kan incassokosten voorkomen door tijdig te betalen. Dat geldt helemaal voor consumenten. Daar moet namelijk eerst nog een brief worden gestuurd waarin een termijn van 14 dagen wordt gegund om alsnog te betalen, voordat incassokosten in rekening mogen worden gebracht.
In beide gevallen heeft de rechter geoordeeld dat de incassokosten terecht in rekening zijn gebracht. Er was dus sprake van te late betaling en de benodigde brieven zijn verzonden. Enkel de hoofdsom is betaald en de rente en incassokosten zijn niet betaald.
Dit is nog een andere variant.
Cliënt geeft vordering uit handen aan ons kantoor daar tegenpartij zijn betalingsverplichtingen niet na komt. Na uit handen geven betaald tegenpartij een groot deel van de facturen aan cliënt. Een deel van de facturen betwist hij en stelt zelfs een claim in tegen cliënt, vanwege het vast houden van de goederen. Het claimbedrag brengt hij in mindering op de openstaande facturen. Ondanks vele verzoeken om het restant te betalen en weerlegging van de betwiste facturen weigert hij om het restant te betalen.
Uit eindelijk komt de zaak voor en na veel uitstel van de rechtbank neem deze een beslissing.
Hij vindt dat tegenpartij in enkele gevallen gelijk heeft m.b.t. de betwiste facturen en wijst de claim van de tegenpartij af.
Veroordeeld tegenpartij tot het betalen van het overige en in de kosten van de procedure, maar wijst de incassokosten af. De reden die daar voor geeft is dat cliënt deze kosten onvoldoende onderbouwd heeft.
Het verbaast mij net zoals u dat de wetgever met de nieuwe regeling m.b.t. de incassokosten duidelijk heeft aangeven dat bij te laat betalen men buitengerechtelijke incassokosten mag vragen en dat de rechter daar volgzaam in dient te zijn.
Aangezien rente en kosten eerst worden voldaan, procedeer je niet voor slechts de incassokosten, maar voor een deel van de hoofdsom. Dat deze gelijk is aan de incassokosten, doet daar niets aan af.
Je kan je altijd afvragen wanneer het wel of niet interessant is om het gerechtelijke traject te bewandelen. Ons bedrijf voert soms processen omdat onze opdrachtgevers vasthouden aan hun principe. Financieel gezien adviseren wij dan vaak het niet te doen, maar de klant beslist dat uiteindelijk zelf.
Het is nog maar de vraag of incassokosten vallen onder het begrip kosten van artikel 6:44 BW en dus of deze eerst voldaan worden. Over deze vraag is momenteel een prejudiciële vraag aanhangig bij de Hoge Raad onder zaaknummer 15/00517 (zie: http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Hoge-Raad/OverDeHogeRaad/Bijzondere-taken-HR-en-PG/Pages/Lopende-zaken.aspx).
Naar mijn mening ligt de vraag of de incassokosten zijn te verstaan als kosten in de zin van artikel 6: 44 lid 1 BW besloten in het artikel zelf, gelet op de afdeling waarin dat artikel is geplaatst. Immers, artikel 6: 44 BW is ondergebracht in de afdeling 6, genaamd: nakoming van verbintenissen. Een betaling afboeken op incassokosten is niet te gronden op artikel 6: 44 BW om reden dat de incassokosten geen kosten zijn van nakoming maar van niet-nakoming. De niet-nakoming is geregeld in afdeling 9 e.v.. van boek 6 BW. Incassokosten afboeken kan uiteraard wel indien de schuldenaar dat specifiek en ten volle aangeeft bij zijn betaling ex artikel 6: 43 lid 1 BW (toerekening betaling). Maar dat is van een geheel andere orde.
Graag een reactie om mijn eigen reactie; voor wat het nog waard is. Het antwoord op de prejudiciële vraag of buitengerechtelijke incassokosten vallen onder de in artikel 6: 44 lid 1 BW bedoelde kosten is door de Hoge Raad op 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1868) bevestigend beantwoord. Toch een beetje vreemd.
Artikel 6: 44 BW is ondergebracht in afdeling 6, genaamd: nakoming van verbintenissen en afdeling 11: verbintenissen tot betaling van een geldsom. Incassokosten zijn naar mijn mening geen kosten van nakoming maar van niet-nakoming (!).
De niet-nakoming is geregeld in afdeling 9 e.v.. van boek 6 BW: de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis.
Kosten bij nakoming: kosten van betaling, kosten van overboeking, kosten van cessie, bankkosten, kosten bij beslag, valutaverlies, valutaomrekening, wettelijke rente (als kennelijke schadevergoeding op grond van de wet, wegens vertraging in de voldoening van een geldsom (afdeling 11 boek 6 BW, artikel 119 e.v.)
Kosten bij niet-nakoming, afdeling 9 en 10 BW, de gevolgen en verdere gevolgen van niet-nakoming: aanspraak uit boetebeding, incassokosten; vertragingsschade; wettelijke rente.
Het belooft wat indien iedere incassogemachtigde (advocaat, deurwaarder, incassobureau) de (nog niet door de rechtbank getoetste) incassokosten (als kosten in de zin van artikel 6: 44 lid 1 BW) gaat afboeken, alvorens toe te komen aan de inning (incasso) van een ter fine van incasso gegeven vordering. Op bedoelde wijze wordt niet de portemonnee van de schuldeiser bewaakt, maar wordt met name de portemonnee van het incasso-instrument gespekt, nog voordat de schuldeiser aan de beurt is. Ik vind dat een slechte manier van zaken doen.
Een incassogemachtigde zou eerst de schuldeiser moeten bedienen en zo nodig (rechts)maatregelen treffen tot verhaal van de gemaakte incassokosten ten opzichte van de schuldenaar. Heeft dat niet het gewenste resultaat, of is het resultaat te mager, dan zal de incassogemachtigde zich met zijn opdrachtgever moeten verstaan.
Overigens wordt een vordering niet erg doorzichtig indien de rechtbank achteraf, al dan niet op een ingestelde eis (van de schuldeiser), bij wijze van verweer (door de schuldenaar) of op vordering van de schuldenaar uit gestelde onverschuldigde betaling op de (ingehouden) incassokosten, alsnog matigt of erger: ontzegt.
Aan de schuldenaar geef ik het advies: geef bij elke betaling een omschrijving mee. De schuldeiser mag dan niet afboeken op een ander onderdeel dan waarop de omschrijving betrekking heeft (artikel 6: 43 lid 1 BW, imputatieregel). Laat de schuldenaar na om een omschrijving mee te geven, dan zal menig schuldeiser, indachtig HR 10 juli 2015, de ontvangen betaling eerst afboeken op incassokosten.
Dank voor je uitgebreide reactie en graag reageer ik daar op.
De opmerking dat buitengerechtelijke incassokosten kosten van niet-nakoming zijn i.p.v. kosten van nakoming, lijkt me nogal vergezocht en ook niet juist. Immers, afdeling 6 gaat over nakoming van verbintenissen en de rechten die je hebt om nakoming te bewerkstelligen. Het recht hebben op buitengerechtelijke incassokosten valt daar mijns inziens onder.
Niet enkel een incassogemachtigde mag buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen. De schuldeiser zelf mag dat ook doen (uiteraard pas als hij aan de voorwaarden voldoet). Dus niet alleen de incassobranche profiteert. De rente en buitengerechtelijke incassokosten komen aan de schuldeiser toe. Betaalt de schuldeiser hier de door zijn incassogemachtigde geleverde diensten mee, dan is dit niet anders. Op je website staat dat je ook incasso’s doet. Hoe werk jij? Stort je eerst de geïncasseerde incassokosten door aan je klant om vervolgens je nota te sturen? Per saldo komt het op hetzelfde neer. Het is betalen voor diensten en niet, zoals jij het noemt, het spekken van de portemonnee van het incasso-instrument.
Verder is het niet verplicht om buitengerechtelijke incassokosten door een rechter te laten toetsen. Dit is veelal niet nodig omdat sinds de invoering van de Wet Incassokosten (‘WIK’) de verschuldigdheid en de hoogte eenvoudig is vast te stellen. Dit is ook het doel van de WIK.
Je opmerking over het niet erg doorzichtig zijn van de vordering is me niet geheel duidelijk. Matigt de rechter de hoofdsom, dan zal een lager bedrag aan incassokosten en rente verschuldigd zijn. Mocht er al meer betaald zijn dan uiteindelijk wordt toegewezen, dan kan de schuldenaar dit terugvorderen. Dit zal hij hebben gedaan als hij de procedure is gestart en anders kan hij dit middels een reconventionele vordering doen. Hij krijgt dan een vonnis dat hij kan executeren. Dan is er volgens mij geen probleem.
Je advies aan schuldenaren (laatste alinea van je reactie) lijkt me niet juist. Artikel 6:44 lid 1 BW is namelijk een uitzondering op artikel 6:43 lid 2 BW. Met andere woorden: de schuldeiser mag artikel 6:44 BW toepassen, ongeacht de omschrijving die de debiteur de betaling geeft.
Dag Jeroen. ik kom binnenkort met een reactie. Op jouw eerste vraag hoe ik omga met incassokosten deel ik alvast mee dat ik mij voornamelijk bezighoud met en mij richt tot huurincasso COG en huurrecht COG gerelateerde zaken. Ik hanteer zoveel mogelijk het prinicipe: de opdrachtgever eerst! Dus eerst de volledige huurschuld innen en, bij incassoresultaat, direct en volledig aan de opdrachtgever/verhuurder/crediteur afdragen. Geen verrekening met incassokosten. Vandaar mijn opmerking dat niet eerst de portemonnee van het incasso-instrument moet worden gespekt. Eerst resultaat boeken. Service-en resultaat gericht werken. Dat is mijn motto, mijn kracht en deels mijn zwakte. Na incassoresultaat, zo de kosten/boete/rente onbetaald zijn gelaten, volgt verhaal van de gemaakte incassokosten c.s., des nodig gevolgd door een rechtsgang naar de kantonrechter (huurzaken; kantonsector; en bovendien niet heel snel meer dan € 25.000,00). Voor het overige reageer ik later. Groet Roel.
De twee kantonrechters hebben het wat mij betreft niet bij het juiste eind. Als komt vast te staan dat de incassokosten verschuldigd zijn en de hoogte evenmin ter discussie staat, komt mij voor dat de vorderingen konden worden toegewezen. Dergelijke procedures komen af en toe voor indien een schuldeiser “het er niet bij wil laten zitten” en ook de rente en incassokosten vergoed wil zien. Laat je de debiteur(en) ermee wegkomen door de kosten niet te hoeven betalen (even los van art. 6:44 BW), dan zijn we helemaal nergens meer en creëer je een tandeloze tijger. Het kan toch niet zo zijn dat wanbetaling beloond moet worden… dat een debiteur hoge kosten over zich afroept door niet of niet volledig te betalen, moet voor zijn rekening en risico blijven.
Los van vorenstaande kan ik me overigens voorstellen dat een schuldeiser meer kosten moet betalen aan diens gemachtigde, dan bij toewijzing zouden worden geliquideerd. Immers, voor een vordering van 4 tientjes krijg je maximaal € 30,00 salaris gemachtigde toegewezen (per punt). Dat kan lang niet altijd uit en blijken de werkelijke kosten hoger uit te vallen. Als het goed is, heeft een gemachtigde de schuldeiser hier op voorhand op gewezen. Maar goed, dit is weer een heel andere discussie 😉
Wellicht is het niet zozeer de verschuldigdheid van de incassokosten dat onder de loep moet worden genomen, maar de forfaitaire kosten die veel incassobureaus plegen te rekenen. Ik heb meegemaakt dat op een factuur van € 4.000 meer dan € 1.200 incassokosten bij een eerste aanmaning werden gevorderd. Na één brief werden deze tot € 40 verminderd. Daarmee schopt men wat mij betreft de eigen ruiten in. Om incassokosten serieus te kunnen nemen, moeten ze consequent worden toegepast. En voor wat betreft de bovenvermelde zaken, het staat de rechter altijd vrij om een kostenveroordeling achterwege te laten, maar nu er sprake was van een in rechte toewijsbare en reële vordering (al is het laag), had wat mij betreft gewoon een veroordeling kunnen volgen. De rechtspraak is echter altijd ambivalent geweest als het om de toewijzing van incassokosten gaat.
Op het moment dat een vordering niet wordt betaald en er incassokosten gemaakt moeten worden om inning mogelijk te maken dan hoort ook hiervoor procederen mogelijk te moeten zijn zonder met nog meer kosten achter te blijven. Vaak wordt nu al ‘gegokt’ dat er voor incassokosten niet geprocedeerd gaat worden. Dat houdt dus in dat de leverancier van de goederen of diensten met extra kosten blijft zitten. Volledig ten onrechte want op deze wijze is ‘niet betalen’ een prima kans die je kan benutten, als er incasso komt kun je altijd nog betalen en het risico van de incassokosten is eigenlijk nihil bij kleinere bedragen. Dat is een zeer onredelijke uitkomst van een zakelijke overeenkomst waarbij beide partijen afspraken maken over te leveren goederen of diensten en betaling ervoor. Dit is bij uitstek iets waar niet de consument maar de leverancier beschermt dient te worden door de wetgever en indien nodig de rechter.
Eerste gedeelte liep via Twitter
JV schreef:
@JMVeldhuis: Mijn nieuwe blog heeft als titel “Mag je procederen voor enkel de incassokosten?” Discussieer mee.
https://t.co/cfBKlMRrbf
Waarop Lawjunky reageert:
@Lawjunky: @JMVeldhuis Procederen mag altijd. Rechters Haarlem/A’dam hebben m.i. gelijk. Discretionaire bevoegdheid. Procederen om principes kost geld.
Waarop JV reageert:
@JMVeldhuis: Dus procederen om principes moet worden afgestraft omdat het niet kostendekkend is @Lawjunky?
Waarop Lawjunky reageert:
Ja, in zekere zin wel als die principes zien op maar € 40,13
De hoofdsom is voldaan, de incassokosten zijn een aansporing (nevenvordering) om die hoofdsom te betalen. Het primaire belang bij een procedure is dus komen te vervallen. Bij een klein bedrag als i.c. moet een eiser afvragen of iemand in rechte betrekken wel in verhouding staat tot het nog resterende en zeer beperkte belang. Juridisch mag eiser gelijk hebben (en krijgt hij dat ook), maar voor die principes betaalt hij wel een prijs. De indirecte kosten gemoeid met een rechtsgang zijn vele malen hoger dan het belang van eiser. De rechter heeft mede te waken dat door praktisch misbruik van procesrecht de toegang tot het recht gefrustreerd wordt. De rechter had in dat geval slechts een middel om eiser dat duidelijk te maken en dat is via de proceskostenveroordeling. De rechter heeft immers het recht de proceskosten (gedeeltelijk) te compenseren indien daar termen toe aanwezig zijn. Een zo’n beperkt belang als € 40,- vind ik een redelijke grond tot compensatie. Het wordt anders indien dat (financiele) belang vele malen hoger ligt.
Mijns inziens spreekt de rechterr hier recht. Eiser krijgt gelijk en tevens via de achterdeur de deksel op zijn neus. “Procederen om nul is flauwekul.”
Mocht de Hoge Raad oordelen dat incassokosten onder de kosten van artikel 6:44 BW vallen (zie mijn eerdere reactie van 9.05 uur onder dit blog), dan is de € 40 een deel van de hoofdsom. In jouw redenatie betekent dit dat een procedure dan wel terecht is.
Waar leg je de grens m.b.t. hoogte van de vordering? € 100?€ 1.000? Zolang de wetgever geen ondergrens instelt, moet je je recht kunnen halen. En hoe moet je dan omgaan met vorderingen van onbepaalde waarde (bijv. een verklaring voor recht)?
Onder het mom van “out of the box”-denken zou het wat mij betreft niet nodig hoeven zijn om te procederen in dit soort situaties (waarbij alleen een bedrag ter grootte van de hoofdsom is voldaan).
Te denken valt aan het kunnen aanvragen van een bevelschrift, waar alleen een handtekening van de (voorzieningen-)rechter op hoeft. Dit gebeurt ook bij het niet betalen van de eigen bijdrage in toevoegingszaken. Met name onbetwiste vorderingen voor een relatief gering bedrag (denk aan vorderingen ter hoogte van de rente en incassokosten) kunnen op die manier snel beslist worden. Acht de rechter gronden aanwezig om er een inhoudelijke behandeling van te maken, kan hij doorverwijzen naar de bevoegde (kanton-)rechter. Dit scheelt tijd en -naar ik aanneem- ook geld.
Fout: Dat ondergraaft het principiële recht op verweer.
In deze kon de Kantonrechter niet om een veroordeling van rente en kosten heen en is de gedaagde toch tegemoet gekomen door hem niet te veroordelen in de proceskosten, in de wetenschap dat geen hoger beroep kon worden ingesteld.
Gedaagden zijn dus wel veroordeeld om te betalen…..
Ik vind het aanmatigend om de gedaagde ook niet in de proceskosten te veroordelen, nu eiser volledig in het gelijk wordt gesteld. Dit soort uitspraken komen de rechtszekerheid niet ten goede. Twee misslagen dus !
Dit soort uitspraken van kantonrechters heeft niet zozeer te maken met wetstoepassing / interpretatie. Het volgt uit een lange geschiedenis van aversie van de rechterlijke macht tegen incassokosten.
Deze geschiedenis voert terug naar Rapport Voorwerk I en II en de uitvoering hiervan door de rechterlijke macht. Door onmogelijke (althans onrealistische) voorwaarden te stellen in Rapport Voorwerk II werden de incassokosten tot aan de recente wetswijzigingen in hoge mate ondermijnd en kreeg de schuldenaar alle kans en gelegenheid straffeloos te laat te betalen.
Feitelijk was het meestal voldoende om als verweer tegen de incassokosten op te werpen dat ofwel brieven niet ontvangen waren ofwel de incassowerkzaamheden slechts ‘gestandaardiseerde werkzaamheden’ betroffen waar conform Voorwerk II geen vergoeding voor werd toegewezen. Conclusies van antwoord van advocaten die optraden namens debiteuren bevatten gestandaardiseerd dit verweer tegen incassokosten waarmee de eerste winst al binnen was.
Met de wetswijzigingen mbt incassokosten is er veel duidelijkheid geschapen en ook de rechtspositie van schuldeisers verbeterd. Niettemin aanleiding voor de rechterlijke macht om binnen zeer korte tijd met een ‘vuistdik’ Rapport BGK te komen waarin weer vele nuanceringen en mitsen en maren worden opgeworpen met als doel (naar mijn mening) wederom inperking van incassokosten en het scheppen van mogelijkheden om het geliefde Voorwerk II te blijven toepassen.
Je vraagt je af waar de rechtelijke macht de tijd vindt met de zeer hoge werkdruk om binnen zeer korte tijd uitgebreid te rapporteren over iets relatief banaals als incassokosten. De disproportionele aandacht van de rechterlijke macht voor het onderwerp blijkt hieruit maar weer.
Daarnaast zien we vervolgens dat er discussies gaan over de 14 dagen brief bijvoorbeeld de vraag of dan na 14, 15 of 16 dagen na verzending incassokosten verschuldigd worden. Of discussies over BTW over incassokosten, hoe moet dit in de brief, wel of niet afzonderlijk BTW melden en dan alleen tekstueel of ook het feitelijke bedrag, al dan niet gespecificeerd.
Daaruit blijkt dat de rechterlijke macht, in weerwil van de overheid, die eenvoud en duidelijkheid nastreefde bij wetswijziging, wederom bezig is met inperking van de incassokosten en naar mijn mening zelfs ondermijning door het scheppen van onduidelijkheid en opwerpen van zoveel mogelijk barrières.
Deze uitspraken van kantonrechters passen in de beweging van de rechterlijke macht. Binnen de rechterlijke macht zijn er hardliners die zoveel mogelijk toewijzing van incassokosten willen blijven tegenwerken want dit is zo zielig voor de debiteur. Hun morele overtuiging en wens om de debiteur te beschermen beïnvloed hun uitspraken in die zin dat als ze een kans zien kosten af te wijzen, zij deze kans zullen benutten.
In deze uitspraken zie je dus, dat nu er eigenlijk geen grond is de incassokosten zelf af te wijzen, er vervolgens gemorreld wordt aan de proceskosten onder de noemer niet in verhouding.
Moet de schuldeiser met een kleine openstaande factuur deze dan ook maar altijd afboeken want ja procederen is zo duur voor de wanbetalende debiteur die al deze kosten uiteindelijk moet betalen?
Kortom tenenkrommend allemaal wat er in de dagelijkse praktijk gebeurt, maar verklaarbaar als je het grotere plaatje bekijkt.
Ik ben de uitspraken inmiddels in alle soorten en maten tegen gekomen, maar de meest opmerkelijke was toch wel de volgende variant (die ik overigens meer dan 1 keer ben tegengekomen):
We hebben gedagvaard voor de incassokosten, waarbij we natuurlijk wel de regeling via 6:44 BW proberen, en daarbij nog wat rentekosten. (LET WEL: de rente was om en nabij de 20 cent ).
Uitspraak van de rechter als volgt:
Incassokosten a € 40,00 afgewezen, want niet voldaan aan de WIK (overigens weer een hele andere discussie). Wel toegewezen: de rente. En wat denk je…… ja hoor… volledige proceskosten veroordeling.Onvoorstelbaar mijns inziens.
Leg dat maar eens uit aan de deur.
Deze rechters slaan de plank mis. Als kosten terecht in rekening zijn gebracht en niet betaald worden, dan valt het schuldeiser niet te verwijten dat het verkrijgen van een executoriale titel niet gratis is.
Gezien het feit dat bij zakelijke vorderingen niet eens mag worden afgezien van de minimale incassokosten (art. 6:96 lid 4), is het de vraag of de schuldeiser in sommige gevallen wel af mag zien van dagvaarding als bijvoorbeeld een overheidsinstantie te laat een hoofdsom betaalt.
Feitelijk zou immers worden afgezien van de wettelijke (dwingendrechtelijke) betaaltermijnen, als zomaar toegestaan zou worden dat de handelspartner of overheid te laat de rekening betaalt, zonder dat de schuldeiser aanspraak maakt op rente en kosten.
Artikel 6:96 lid 4 BW bepaalt dat niet ten nadele van de schuldeiser mag worden afgeweken van het minimumbedrag van € 40. Je bent niet verplicht om € 40 incassokosten in rekening te brengen, laat staan dat je niet zou mogen afzien van het in rekening brengen van incassokosten.
Ik denk dat je een en ander even goed moet nalezen. Artikel 4 luidt letterlijk:
“In geval van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 119a lid 1 of artikel 119b lid 1 bestaat de vergoeding van kosten bedoeld in lid 2 onder c uit ten minste een bedrag van 40 euro. Dit bedrag is zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Hiervan kan niet ten nadele van de schuldeiser worden afgeweken.”
Scherp dat je ziet dat ik abusievelijk schuldenaar heb geschreven in plaats van schuldeiser. Het is inmiddels aangepast.
Maar dit laat onverlet het feit dat je niet verplicht bent om te gaan procederen of dat je verplicht bent om aanspraak te maken op incassokosten. De achterliggende gedachte van artikel 6:96 lid 4 BW is dat grote afnemers de kleine aanbieder niet hun wil kunnen opleggen m.b.t. de minimale incassokosten van € 40. Dit verplichte minimum vloeit voort uit Europese regelgeving (zie ook: https://www.debloggendeadvocaat.nl/2013/05/16/handelstransacties-incasseren-anno-2013/).
Overigens betroffen de twee casussen uit mijn blog vorderingen tegen natuurlijke personen en artikel 6:96 lid 4 BW geldt dan niet.
Incassokosten is een instrument om wanbetaling tegen te gaan. Door ervoor te gaan procederen geef je toch aan dat het eigenlijk gaat om de incassokosten zelf. Dus het te laat betalen is een verdienmodel voor de schuldeiser en diens incassopartner.
Daar waar de schuldenaar een particulier is denk ik dat meer rechters er moeite mee hebben om gelet op de bijkomende proceskosten (die vele malen het oorspronkelijke schuldbedrag bedragen) voor rekening van de debiteur te laten komen. Dat was overigens ook het geval toen de WIK nog niet bestond en rapport voorwerk II aan de basis van de eis lag. Dus wat dat betreft niets nieuws onder de zon.
Dus voordat je gaat procederen moet je het risico wel afwegen dat je als eiser de kosten moet betalen. Zorg dan wel voor een heldere goede argumentatie in de dagvaarding, want ik lees uit het artikel dat het daar aan schortte/
In één zaak was de dagvaarding niet helemaal helder. Ik vermoed dat het een zgn. ‘standaarddagvaarding’ was met een standaardtekst. In de andere kwestie speelde dit niet, althans het vonnis zegt daar niets over.
Het moet mi zeker mogelijk zijn om alleen over incassokosten te procederen. Ook wanneer de incassokosten niet in verhouding staan tot de proceskosten. Immers, wanneer het vaste rechtspraak zou worden dat procederen over € 40 incassokosten afgewezen zou worden, zou niemand meer deze incassokosten gaan betalen.
Zie ter vergelijking ook de Maassluisarresten die gaan over het uitbrengen van een dwangbevel voor 10 gulden (niet betaalde kosten):
– http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:1998:AA2478
– http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:1998:AA6125
– http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2000:AA6124
Maassluis bracht een dwangbevel uit omdat de 10 gulden aan kosten niet waren betaald. Maassluis stelde zich op het standpunt dat als zij dat niet zou doen, dit ten kosten zou gaan van de betalingsdiscipline van haar inwoners. Omdat de gerechtshoven anders oordeelden moest de Hoge Raad er maar liefst tot twee keer toe aan te pas komen. Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad:
“Van de veronderstelling dat, indien bekend wordt dat de gemeente steeds afziet van invordering van een na betaling van de in hoofdsom verschuldigde belasting resterend bedrag (in de orde) van f 10,–, in het algemeen de neiging tot tijdige betaling van belasting ter voorkoming van het belopen van vervolgingskosten zal afnemen, kan niet worden gezegd dat deze zo weinig voor de hand ligt, dat de gemeente haar in redelijkheid niet aan haar invorderingsbeleid ten grondslag mag leggen.”
Wel denk ik dat bij een wanverhouding hoofdsom/kosten van de schuldeiser/deurwaarder, meer initiatief mag worden verwacht gericht op het voorkomen van een procedure. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een extra brief met een indicatie van de kosten die een procedure met zich mee zal brengen. Vergelijk ook dit rapport van de nationale ombudsman:
https://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2012/058
Voorkomen moet worden dat er rauwelijks wordt gedagvaard. Mocht dat wel gebeuren dan dient dat te worden afgestraft.
In de praktijk zal er overigens veelal een bewijsprobleem ontstaan wanneer de schuldenaar ontkent de ’14-dagenbrief’ te hebben ontvangen, maar dat terzijde.
De vrijstaat Amsterdam…
Wat mij betreft is het heel simpel: door af te wijzen stimuleer je (zoals jij ook al aangeeft) dat mensen uiteindelijk enkel de oorspronkelijke vordering betalen, omdat er over de incassokosten toch niet geprocedeerd zal (en mag) worden. Laten we wel wezen: het gros zal over deze bedragen toch al niet procederen. Lijkt me niet dat de rechtspraak dit nog extra hoeft te ontmoedigen.
Interessant in dit verband is een uitspraak van de rechtbank Overijssel 2 juni 2015. De rechtbank moest oordelen over een kwestie waarbij na het onbetaald verstrijken van de 14-dagen-termijn alleen de hoofdsom en niet de incassokosten zijn betaald. Betrokkene werd vervolgens meteen gedagvaard voor de incassokoten. De deurwaarder beriep zich hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat voor het verschuldigd zijn van incassokosten na de 14-dagen-brief geen extra handelingen nodig zijn.
De rechtbank Overijssel komt met een beroep op hetzelfde arrest en de conclusie van de A-G tot het oordeel dat betrokkene weliswaar de incassokosten verschuldigd is, maar dat de deurwaarder eerst een vervolgstap had moeten nemen alvorens te dagvaarden.
Mijns inziens een terechte uitspraak. Zie:
http://www.schuldinfo.nl/index.php?id=31&tx_ttnews%5Btt_news%5D=387&tx_ttnews%5BbackPid%5D=1&cHash=80a4c06e39
Helaas kan ik niet meer uit het artikel over de achtergrond van de zaak halen. Ik kan mij voorstellen dat iemand 1 á 2 dagen te laat is geweest met betalen, daarvoor zijn haar excuses heeft aangeboden, het salaris was er namelijk gewoon nog niet, maar dat de leverancier daar geen genoegen mee neemt. Volgens de letter van de wet hebben ze dan recht op vergoeden van de incassokosten. Maar in zo’n geval zou ik het billijk vinden dat ze zelf de proceskosten maar moeten betalen. Als je voor dat soort futiliteiten naar de rechtbank gaan betaal je maar zelf.
Het kan natuurlijk ook zijn dat de klant gewoon veel te laat is en gewoon niet van plan is de incassokosten te vergoeden. In dit geval lijkt het me EXTRA belangrijk dat de rechter oordeelt dat de proceskosten wel vergoed worden. Simpelweg omdat het anders wel heel erg een precedent schept om incassokosten gewoon nooit en te nimmer te voldoen. Iemand zal namelijk wel gek zijn om daarvoor naar de rechter te gaan, want dat kost alleen maar meer geld.