Recent nam een collega advocaat contact over het volgende. De voorzieningenrechter had zijn verzoek om beslag op een woning te mogen leggen, afgewezen omdat de vordering waarvoor beslag zou worden gelegd nog niet opeisbaar was. Hij vroeg zich af of dat juist was.
In dit blog beantwoord ik deze vraag en tevens zal aan bod komen wat je er tegen kan doen.
Niet opeisbare vorderingen
Uit de Parlementaire Geschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat voor de geldigheid van conservatoir beslag is niet vereist is dat de vordering opeisbaar is op het moment van het leggen van het beslag.[1] Conservatoir beslag tot verhaal van een niet opeisbare vordering of een vordering onder opschortende voorwaarde is dus mogelijk.
Hieraan kleven echter wel enige beperkingen. Deze beperkingen zijn gelegen in de eisen van redelijkheid en billijkheid die de beslagleggende schuldeiser en de schuldenaar jegens elkaar in acht moeten nemen.[2] Conservatoir beslag is namelijk een ingrijpende maatregel en heeft tot doel om over te gaan in executoriaal beslag. In de woorden van de Hoge Raad: ‘het conservatoir beslag strekt naar zijn aard ertoe om over te gaan in een executoriaal beslag’.[3] Dit brengt mee dat er op het moment dat het conservatoir beslag wordt gelegd, in ieder geval enige mate van waarschijnlijkheid moet kunnen worden aangenomen dat het beslag ooit zal overgaan in de executoriale fase.[4]
De beslaglegger moet verder aantonen dat er voldoende aanleiding is om beslag te leggen voordat de vordering opeisbaar is.[5] Ingeval van conservatoir beslag op onroerende zaken kan een gegronde vrees voor verduistering ‘voldoende aanleiding’ opleveren.[6]
De debiteur ten laste van wie beslag is gelegd voor een niet-opeisbare vordering kan hiertegen niet in hoger beroep komen.[7] Hij zal hiervoor een kort geding moeten beginnen waarin hij opheffing van het beslag vordert.[8]
Wat als het verlof ten onrechte is geweigerd?
Als de voorzieningenrechter weigert om verlof te verlenen, heb je hebt twee opties om hier iets aan te doen:
- binnen drie maanden hoger beroep aantekenen tegen de afwijzing;[9]
- hernieuwd verzoek indienen bij de voorzieningenrechter.
Je bent dus niet verplicht hoger beroep in te stellen, je kan ook een hernieuwd beslagrekest indienen.[10]
Optie 2 lijkt me de aangewezen weg als er spoed is. Nadeel is wel dat de voorzieningenrechter opnieuw zal moeten beslissen op een verzoek dat hij eerder heeft afgewezen en feitelijk moet hij z’n ongelijk toegeven. Of hij daarom staat te springen… Dat is meteen het voordeel van optie 1. Het gerechtshof zal de kwestie onpartijdig beoordelen, maar die procedure duurt veel langer. Staat bijvoorbeeld het huis van de debiteur te koop of staat er een groot bedrag op de bankrekening van de debiteur, dan lijkt optie 2 de aangewezen weg.
Mocht je voor optie 2 kiezen, let er dan op dat je (advocaat) in het nieuwe verzoekschrift vermeldt dat het eerdere verzoek is afgewezen en waarom dit is afgewezen. Dit in het kader van je verplichting om alle feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.[11] Doe je dat niet, dan bestaat de kans dat het verzoek om die reden wordt afgewezen.[12] Ook kan dit reden zijn op het beslag op te heffen.[13]
[1] Onder andere HR 3 mei 1996, NJ 1996, 473.
[2] Artikel 6:2 BW.
[3] HR 3 oktober 2003, NJ 2004, 557.
[4] Artikel 704 lid 1 Rv.
[5] Rb Haarlem 22 oktober 1976, NJ 1977, 321 en Vzr. Utrecht 25 november 1999, KG 2000, 9.
[6] Rb ‘s-Hertogenbosch 12 juni 1981, NJ 1981, 634.
[7] Artikel 700 lid 2 Rv.
[8] Zie artikel 705 Rv voor de voorwaarden.
[9] Artikel 358 Rv.
[10] Rb Middelburg 15 oktober 2010, NJF 2010, 496.
[11] Artikel 21 Rv.
[12] Vzr. Amsterdam 7 april 2011, NJF 2011, 246.
[13] Vzr. Haarlem 16 januari 2012, NJF 2012, 210.
Recente reacties