In een recent gepubliceerde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam wordt de knoop doorgehakt over de vraag of bij het incasseren van achterstallige betalingen zowel de wettelijke handelsrente als de contractuele boete kan worden gevorderd.
De casus was als volgt. Huurder en verhuurder sluiten begin 2009 een huurovereenkomst voor een bedrijfspand in Amsterdam. Daarbij spreken ze af dat algemene voorwaarden van toepassing zijn. Het gaat hier om algemene voorwaarden die heel vaak van toepassing zijn bij de verhuur van bedrijfspanden, namelijk de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ uit juli 2003.
Partijen krijgen ruzie en ze stellen over en weer vorderingen tegen elkaar in. De huurder spreekt de verhuurder aan tot betaling van een geldsom. De kantonrechter oordeelt in zijn vonnis onder andere dat verhuurder aan huurder een bedrag van € 35.700 (incl. BTW) moet betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de contractuele boete van 2%. De contractuele boete is gebaseerd op artikel 18.2 Algemene Voorwaarden:
“Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”
Beide partijen gaan in hoger beroep. In hoger beroep voert de huurder aan dat hij niet de wettelijke handelsrente en de contractuele boete verschuldigd is. De wettelijke handelsrente is, volgens de huurder, een vorm van wettelijke schadevergoeding in het geval er niet (tijdig) betaald wordt. In de wet is geregeld dat wat op basis van een boetebeding is verschuldigd, in de plaats komt van de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:92 lid 2 BW).
Het gerechtshof is het met de huurder eens:
“Het verweer van [appellante] slaagt. Uit artikel 6:92 lid 2 BW volgt dat een verschuldigde contractuele boete in de plaats treedt van schadevergoeding op grond van de wet. Dit betekent dat de schuldeiser niet én boete én schadevergoeding kan vorderen. Nu wettelijke rente een vorm van wettelijke schadevergoeding is – immers schadevergoeding die is verschuldigd bij de vertraging in de voldoening van een geldsom – kan in dit geval de wettelijke rente niet naast de boete worden gevorderd.”
Conclusie:
Deze casus ging over huur bedrijfsruimte maar de regel die het gerechtshof hanteert, is een algemene regel. Als je op grond van een overeenkomst een boete verschuldigd bent, dan ben je geen wettelijke rente verschuldigd. Vaak wordt aanspraak gemaakt op beide bedragen, dus het is goed om hierop bedacht te zijn.
Is er in deze zaak cassatie ingesteld?
Het is mij niet bekend of er cassatie is ingesteld.
De conclusie strookt niet met de uitspraken op niveau Rechtbank, kamers voor kantonzaken waarin juist contractuele rente naast de boete ambtshalve wordt “omgezet” in wettelijke rente, welke (volgens hen) wel tyoewijsbaar is.
Die werkwijze van de kantonrechters lijkt me niet juist. Zou je de overweging uit zo’n vonnis (geanonimiseerd) kunnen citeren?