Toen op 1 januari 2015 de vernieuwde Advocatenwet in werking trad, kreeg de secretaris van de Algemene Raad de verplichting om een lijst met geschorste en geschrapte advocaten openbaar te maken.
In dit blog zet ik uiteen onder welke voorwaarden een advocaat op deze lijst terecht komt.
Op de lijst staan advocaten die onherroepelijk en onvoorwaardelijk zijn geschorst of geschrapt. Deze maatregelen zijn mogelijk op basis van artikel 48 lid 2 sub d en e Advocatenwet:
De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
a. een waarschuwing;
b. een berisping;
c. een geldboete;
d. de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
e. de schrapping van het tableau.
Kan de advocaat nog in hoger beroep of is hij voorwaardelijk geschorst of geschrapt, dan komt hij niet op de lijst te staan. Ook advocaten die een onherroepelijke waarschuwing, berisping of boete krijgen, komen niet op deze lijst. Verder worden definitieve schorsingen of schrappingen die zijn uitgesproken onder de “oude” Advocatenwet (die gold tot 1 januari 2015) niet gepubliceerd.
De volgende gegevens worden op de lijst geschorste en geschrapte advocaten opgenomen:
-
de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;
-
de plaats waar de advocaat kantoor houdt;
-
de vermelding van de raad van de orde in het arrondissement waartoe de advocaat behoort;
-
de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding van de duur van de maatregel; en
-
de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop de maatregel ingaat.
De lijst is online te raadplegen. Klik om de lijst geschorst en geschrapte advocaten te bekijken.
Het publiceren van de gegevens van geschorste en geschrapte advocaten is een uitmuntend idee. Hierdoor kan voorkomen worden dat mensen met een gestrafte advocaat in zee gaan (met alle pijnlijke en kostbare gevolgen van dien). Publicatie zorgt er dus voor dat gestrafte advocaten dit feit niet meer voor potentiele clienten geheim kunnen houden. Dat gevaar was — is, en blijft nog heel lang — aanzienlijk. De huidige lijst vermeldt namelijk niet de advocaten die voor 1 januari 2015 veroordeeld zijn. Dat is een enorm gebrek omdat het pak weg 30 jaar gaat duren alvorens de lijst compleet is. M.a.w. de lijst heeft gedurende de volgende 30 jaar geen of weinig nut. Het is dan ook heel belangrijk dat ALLE levende advocaten die gestraft zijn worden opgenomen!
Ik kan het er niet zo maar ongeclausuleerd mee eens zijn. Allereerst: heel veel advocaten doen zeer onbehoorlijke dingen, maar “waar geen klager is, is ook geen rechter”. De kans, dat je een klacht op je nek krijgt, zeker vanuit collegiale kring, is niet zo héél groot, omdat er veel te veel werk aan vast zit. Het is net zoiets als de relatief geringe kans, dat je zonder “bon” kunt parkeren zonder de parkeermeter te vullen of kunt “zwartrijden”. Advocaten die NIET op de lijst van geschorsten staan, hebben dus zeker niet bij voorbaat en per definitie een besmeurd blazoen.
Verder staat er niet bij, WAAROM ze geschorst zijn. Een advocaat die er nogal vrij en rechtstreeks taalgebruik op na houdt, omdat hij nu eenmaal zo’n gebekt vogeltje is, is naar mijn opvattingen van moraal en fatsoen lang niet zo’n kwalijk type, als eentje die met een hete aardappel en keurige taal de boel – op welke manier dan ook – zit te tillen.
Gedurende mijn 32½ jaar op het tableau heb ik één keer een waarschuwing van de tuchtrechter gekregen en verder heb ik mij vele keren bij de Deken moeten komen verantwoorden voor mijn gewone, heldere taalgebruik. Bij één van die keren liep het gesprek met de Deken iets anders dan hij wenste en kwam mij dat op VIER Dekenklachten te staan. De zaak eindigde bij de RvD met 3x niet-ontvankelijk en 1x ongegrond. Na de behandeling ter zitting (waar ik weinig hoefde te zeggen en met een big smile achterover kon leunen, omdat de Deken alleen maar ruzie met de RvD maakte), beende de Deken woedend de zaal uit zonder mij nog maar één blik waardig te gunnen.
Omgekeerd heb ik altijd maar gegrinnikt, als een confrère mij aan de telefoon wilde intmideren. Ik trad eens als curator in een faillissement op), toen een confrère mij om mijn standpunt toeschreeuwde: “Klootzak ! Wat moet de RC ervan vinden, als ik die drolbrieven van jou aan hem geef ?” In een ander faillissement had ik de failliet conform de lijst in de destijds toonaangevende faillissementsgids opgedragen de hoeveelheid goud om zijn nek, aan zijn vingers en om zijn polsen in te leveren, hetgeen hij weigerde. Ik heb dat aan de RC gerapporteerd en later werd ik door de advocaat van de failliet opgebeld: “Boerenlul ! Klootzak ! Als je dat MIJ gevraagd had, had ik je meteen een paar stampen voor je harses gegeven. Wees maar blij, dat je heelhuids het huis van mijn cliënt hebt kunnen verlaten !”
Nog ééntje uit de lange serie: Robert (v/h Baruch) Moszkowicz heeft mij eens per fax een “brutale hond” genoemd, omdat ik gedurfd had hem tegen te spreken. Twee procedures had hij opgestart voor samen royaal boven de ƒ 100.000. Hij was begonnen met een serie conservatoire beslagen met enorme pakken bijlage, die natuurlijk bij elke betekening méébe-tekend en daarvoor dus gekopieerd moesten worden. Ik heb toen uitgerekend, dat er nog vóór de zaken op de rol waren ingeschreven, als 5.000 vel papier gebruikt was. Hij had ook de gewoonte alle pakken papier door de fax te laten lopen (verbrak de verbinding bij vel 59, dan begon hij opnieuw………… en dat kon ook wel 2x of 3x achter elkaar gebeuren), terwijl ik ze de volgende ochtend ook nog eens allemaal in de brievenbus had. Had hij met die escapades (vaak ‘s avonds) mijn papierbak leeggetrokken en kon hij dan geen nieuwe verbinding meer krijgen, moest ik aanhoren, dat ik een klachtwaardig waardeloos kantoor had met onvoldoende technische voorzieningen.
Ik heb om al die kretologie altijd gelachen ; ik heb daar nooit een klacht aan besteed. Ik heb wél eens klachten ingediend, als er gewoon getild of gelogen werd, maar dat vonden allereerst de Dekens nooit zo heel erg (“ach, normale gekissebis”) en daarna de tuchtrechters ook niet.
Ik heb het altijd vreemd gevonden, dat aan (al dan niet vermeend) “niet netjes taalgebruik”
zwaarder werd getild dan aan misleiden en “tillen”. Ik heb vaak na de pagina met de tuchtrechtspraak in het Advocaten Blad gedacht: “Hebben die tuchtrechters nu écht geen serieuzere zaken dan deze ?”
Bovendien zijn we de laatste jaren zwaar belast met allemaal “kwaliteitseisen” die helemaal NIETS, NIETS, NIETS met onze “core-business” te doen hebben. Zo moet je een schitterend
kantoorhandboek hebben, terwijl zo veel punten daarin voor de één- en weinig-pitters totaal niet relevant zijn, zoals – om maar iets te noemen – het “terugbelprotocol”. Wat moest ik daarmee in m’n uppie en een naar mijn mobieltje doorgeschakelde kantoortelefoon ? Ik ben een ZZP’er sinds 10 juli 1967 (nu dus al 49 jaar), laat niemand mij zeggen, hoe ik een kantoor moet runnen en met cliënten moet omgaan. Geen “terugbelprotocol” kan je dus een tuchtklacht opleveren en blijf je een “die hard”, zou het uiteindelijk tot een schorsing kunnen leiden. Maar de advocaten op de (meestal) middel- en grote kantoren hebben er wél één, alleen komt er juist bij hén van terugbellen nooit iets terecht. Vaak word je al door de telefoniste of de secretaresse hierop gewezen: “Probeert U het nog maar een keertje !” “Nee mevrouw, U maakt een gespreksnotitie, dat ik teruggebeld wil worden”. Het wordt geweigerd, niet zelden ook nog erg kattig of zelfs verontwaardigd. “Mevrouw, dat staat in het verplichte terugbelprotocol !” Antwoord: “Daar heb ik hier nog nooit van gehoord”, of: “Daar doen wij hier niets mee”……………
Dus aan schorsingsmededelingen zonder uiteenzetting over de redenen, hebben we niets. Die redenen zullen vaak ook inzichtelijk gemaakt worden, want “herhaald ongepast taalgebruik” o.i.d. zegt mij nog helemaal niets, zolang: “U heeft een rotstreek uitgehaald” wél klachtwaardig is en “Dat is heel vileine, wat U gedaan heeft” niet.
Voor wat betreft de reden van schorsing zou het wellicht een idee zijn om de vindplaats van de uitspraak (ECLI-nummer) te vermelden.
Nog even over die zaak tegen Robert Moszkowicz, destijds kantoorhoudende te Nieuwegein: alle twee gingen verloren en zijn cliënten kwam met een flinke proceskostenveroordeling te zitten. Eén van die cliënten belde mij later huilend op met de vraag, of hij in termijnen mocht betalen. ƒ 80.000 had hij volgens zijn zeggen aan (de inmiddels door hem aan de kant gezette) Moszkowicz betaald. Ik heb hem geantwoord, dat hij beter METEEN naar mij had kunnen komen, want ik werkte (toen) ook nog op toevoeging………
Terzijde: aan mijn toevoegingspraktijk kwam een einde, toen er “geauditeerd” ging worden. Ik had geen enkele behoefte aan zo’n wijsneus over de vloer voor zo’n ƒ 2.000. Ik heb altijd een praktijk gehad met vrij veel internationaal privaatrechtelijke (handels)zaken en dan moet je vaak ad hoc dingen regelen, omdat de zaak anders volgens de rigide regels onuitvoerbaar wordt. Je kunt ook je al jarenlang trouwe cliënten niet met allerlei bezwarende bureaucratie gaan opzadelen. Ik heb over “auditeurs” een paar keer gehoord, dat ze nog nooit een handgeschreven tabellarisch Kas-Bak-Giro-Boek met aan het eind van het jaar een groot vel met beginbalans, saldibalans, proefbalans, eventueel nog wat journaalposten, een V&W-rekening en een eindbalans (alles bij elkaar “kolommenbalans” genoemd) gezien hadden, niet wisten wat dat was en of dat wel “kosher” kon wezen……. Ik heb bepaald de indruk gekregen, dat heel veel “auditeurs” dit werk zijn gaan doen, omdat zij op normale wijze met hun eigen kantoor niet of onvoldoende aan de kost konden komen.
Omdat ik jaarlijks toch maar weinig toevoegingszaken deed, heb ik voor de eer van een “audit” bedankt.