Gisteren vond (eindelijk) de plenaire behandeling van de vier wetsvoorstellen van het Programma KEI plaats in de Eerste Kamer. Deze wetsvoorstellen zien op het aanpassen van het burgerlijk procesrecht en maken mogelijk dat we in de toekomst digitaal kunnen procederen.
De vragen van de diverse senatoren gingen over onder andere de financiën van KEI, hoever reikt de bewijsplicht als een procespartij een termijn mist als gevolg van een technische storing, het spanningsveld tussen de toenemende druk voor de rechtspraak om productie te draaien en kwaliteit, de duur van de testperiode (langer?), de mondelinge uitspraak en de beveiliging van databestanden. Niet alleen minister Van der Steur, maar ook regeringscommissarissen Hammerstein (burgerlijk procesrecht) en Scheltema (algemene regels bestuursrecht) beantwoordden de vragen.
Duidelijk werd dat de minister het niet nodig vindt om een Tijdelijke Commissie KEI – waarin meerdere partners uit de rechtsketen, zoals advocaten en deurwaarders, zitting nemen – om de implementatie van KEI te begeleiden, in te stellen.
Bij digitale dossiers hoeven dossiers niet meer fysiek heen en weer gesleept te worden en hoeven dossiers niet meer op compleetheid te worden gecontroleerd. Dit leidt er volgens de minister toe dat “de rechter veel meer tijd zal overhouden om zijn autonome rol veel beter te kunnen vervullen.” Zelfs zoveel tijd dat in een procedure indien gewenst een extra tussenstap in de procedure kan worden ingelast. Doen rechters deze handelingen zelf of doet het ondersteunend personeel dit? Als dit daadwerkelijk het geval zou zijn, dan zijn de rechters daar nu wel heel veel tijd mee kwijt. Ik ben benieuwd hoe de rechters dit zien…
Voor meer informatie verwijs ik naar het beknopte of uitgebreide verslag van de plenaire behandeling van het programma KEI.
Op 12 juli a.s. stemt de Eerste Kamer over de wetsvoorstellen KEI. Dit betekent dat de invoering wederom vertraging zal oplopen. Er moet namelijk een termijn van (minimaal) zes maanden liggen tussen de publicatie van de wetsvoorstellen in het Staatsblad en de eerste fase van de inwerkingtreding.
Overigens mogen twee rechtbanken, vanaf de publicatie in de Staatscourant, vrijwillige experimenten optuigen om ervaring op te doen (artikel CIXa Invoeringswet). Deze mogelijkheid geldt enkel voor vorderingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging.
Wordt vervolgd…
Recente reacties