Als voorloper van het kantongerecht kende Nederland de vrederechter. De Franse bezetter voerde in 1811 in het voormalige Koninkrijk Holland de Vrederechter in en in 1838 werd de vrederechter weer afgeschaft.
Wellicht ingegeven door het initiatief Spreekuurrechter van de rechtbank Noord-Nederland of de burenrechter van de rechtbanken Midden-Nederland en Oost-Brabant om een laagdrempelige goedkope en snelle procedure in het leven te roepen, diende de ChristenUnie op 1 december jl. de volgende motie:
“overwegende dat het van belang is dat burgers op een laagdrempelige manier toegang hebben tot de rechtspraak;
voorts overwegende dat in onder andere België en Frankrijk initiatieven bestaan om rechtspraak in de wijken, dorpen en steden terug te brengen, waarbij de focus niet alleen ligt op juridische maar ook op maatschappe- lijke geschillenbeslechting;
constaterende dat de rechtspraak komend jaar een pilot start met burenrechters, waarbij buren voor een bedrag van onder de € 40 hulp kunnen krijgen om hun burenruzie te laten oplossen;
verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid, (maatschappelijke) kosten en baten en inpasbaarheid in de reguliere rechtspraak van een vrederechter, die:
- regelmatig in iedere gemeente zitting heeft;
- een klein bedrag aan griffiekosten rekent;
- zich richt op juridisch gezien eenvoudige zaken van zowel civiele alsbestuursrechtelijke en strafrechtelijke aard;
- bestaat uit (kanton)rechters die ook in de gewone rechtspraakwerkzaam zijn of waren;
- zich waar mogelijk richt op finale geschillenbeslechting”
Bij brief van 5 december jl. reageerde minister Van der Steur positief op dit verzoek:
“Ik heb in reactie op de motie aangegeven dat ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) vraag om te onderzoeken wat de ontwikkelingen in België en Frankrijk zijn en wat bruikbaar zou kunnen zijn voor het Nederlandse rechtsbestel. Ik heb daarbij tevens aangegeven dat het onderzoek in nauw overleg met de Raad voor rechtspraak wordt vormgegeven en verbinding kan worden gelegd met de verdere ontwikkeling van de digitalisering van de rechtspraak. Op de vraag naar het mogelijke tijdpad van een onderzoek heb ik gezegd dat ik uw Kamer daarover voor de stemming over de motie zal informeren.
Het onderzoek zal door het WODC worden opgepakt. Een eindrapport is medio 2018 te verwachten.”
Op 6 december jl. nam de Tweede Kamer de motie aan. Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, reageerde verheugd:
“Wij zijn daar erg blij mee, want laagdrempelige toegang is een belangrijk doel van ons vernieuwingsprogramma Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak’. ‘Veel zaken bereiken ons nu niet, terwijl alleen de rechter de knoop kan doorhakken als het niet lukt het samen eens te worden. Met die duidelijkheid is uiteindelijk iedereen gebaat.”
Een eerste aanzet is gegeven, maar we moeten dus nog ruim anderhalf jaar wachten op het eindrapport. En bij een positieve uitkomst zal het vervolgens nog wel een aantal jaar duren voordat de Vrederechter daadwerkelijk terugkeert in Nederland.
Recente reacties