Rechtbanken en gerechtshoven moeten procespartijen actief informeren over de volgende stap in de procedure als zij niet zijn verschenen na anticipatie. Deze verplichting gaat verder dan alleen bij anticipatie in hoger beroep.

Waar gaat het om? Een gerechtelijke procedure is aanhangig vanaf de dag van dagvaarding. Dit geldt ook als de eerste rolzitting maanden in het verschiet ligt. De gedaagde heeft er mogelijk belang bij om de inhoudelijke procedure eerder te laten beginnen en kan dan anticiperen.

Anticipatie is het vervroegen van de (eerste) rechtsdag door de gedagvaarde partij (artikel 126 Rv). Anticipatie geschiedt bij deurwaardersexploot. Anticipatie is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep mogelijk.[1] De gedagvaarde partij moet het exploot vervolgens aanbrengen bij het desbetreffende gerecht.

In hoger beroep bevat de appeldagvaarding meestal niet de grieven. Anticipeert geïntimeerde, dan dwingt hij appellant om zijn memorie van grieven eerder in te dienen. Als geïntimeerde het anticipatie-exploot (en de appeldagvaarding) aanbrengt en appellant vervolgens geen advocaat stelt, dan kan geïntimeerde het gerechtshof verzoeken om verval van instantie te verlenen. Het gerechtshof is echter verplicht om appellant een laatste termijn te geven om alsnog in de procedure te verschijnen.[2] Deze termijn wordt geregistreerd op de rol. Verschijnt appellant wederom niet, dan wordt appellant ontslagen van instantie. Dit is funest in hoger beroep, omdat de hoger beroepsprocedure daarmee ten einde komt. Herstel is meestal niet meer mogelijk. De appeltermijn zal in het merendeel van de gevallen al verstreken zijn en het vonnis in eerste aanleg is onherroepelijk.

Recent oordeelde de Hoge Raad over een dergelijke casus.[3] In deze casus vervroegde geïntimeerde bij anticipatie-exploot van 23 november 2020 de eerste rolzitting van 9 november 2021 naar 8 december 2020. Het anticipatie-exploot werd betekend op het kantooradres van de advocaten van appellanten. Geïntimeerde bracht de appeldagvaarding en het anticipatie-exploot aan bij het hof. Op de rolzitting van 8 december 2020 verschenen appellanten niet (er stelde zich geen advocaat namens appellanten). Het hof stelde appellanten in de gelegenheid om op de zitting van 22 december 2020 alsnog te verschijnen. Ook toen verschenen zij niet. Op 22 januari 2021 stelde zich wel een advocaat. Het gerechtshof oordeelde dat dit te laat was en ontsloeg geïntimeerde van instantie.[4]

Appellanten gingen met succes in cassatie. Het hof had de advocaten, die in de appeldagvaarding vermeld staan, actief moeten informeren. Dat deed het hof niet. Omdat een partij zich doorgaans niet bewust is van dit verzuim, heeft hij geen reden om de rol te raadplegen, voor zover zij daartoe al toegang heeft, om te bezien of gelegenheid is gegeven tot herstel. Om dezelfde reden kan niet worden verwacht dat de partij navraag doet bij de griffie of de wederpartij. Het gerechtshof kon daarom niet volstaan met het enkel op de rol aantekenen van de hersteltermijn om alsnog advocaat te stellen. Omdat de partij die het aangaat daarmee niet daadwerkelijk in kennis is gesteld van de herstelmogelijkheid, wordt geen reële gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen. Dat verdraagt zich niet met de eisen van een behoorlijke rechtspleging en met het beginsel van hoor en wederhoor, aldus de Hoge Raad. [5] Daarmee is het een principiële uitspraak van de Hoge Raad.

Het opvallende in deze casus is dat de anticipatie-exploten (want meerdere appellanten) zijn betekend aan het kantoor van de advocaten die de appeldagvaarding lieten betekenen. Deze advocaten waren dus op de hoogte van de anticipatie. Dat zij zich niet stelden op de vervroegde roldatum kan bewust zijn geweest. Mogelijk wilden ze wat extra tijd winnen. Er was immers op lange termijn gedagvaard. Als dit het geval is, dan wisten ze waarschijnlijk dat ze nog een uitstel van twee weken zouden krijgen. Waarom ze zich niet stelden op 22 december 2020 blijkt niet uit de uitspraken.

De Hoge Raad toont zich onverwacht coulant met zijn oordeel dat het hof de hersteltermijn aan de advocaten had moeten meedelen. De advocaten in kwestie waren immers op de hoogte van de datum waartegen appellanten zijn opgeroepen. Dat zij kennelijk niet in het roljournaal keken na de rolzitting van 8 december 2020, lijkt me een omstandigheid die voor hun rekening en risico komt. Ik zou denken dat sprake is van een beroepsfout. Maar niets blijkt minder waar. Het is het gerechtshof dat een fout maakte, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad beperkt zijn oordeel niet tot de appelprocedure. Dit roept de vraag op in welke andere gevallen de niet verschenen partij actief moet worden geïnformeerd over de stand van zaken in een procedure.

Voor de hand ligt de situatie dat gedaagde in eerste aanleg anticipeert en (de advocaat of gemachtigde van) eiser zich niet stelt in de procedure.

Voor verstek (in eerste aanleg en in hoger beroep) geldt mijns inziens dezelfde verplichting voor de rechtbanken en gerechtshoven. Na de eerste rolzitting wordt de procedure aangehouden voor de betaling van het griffierecht.[6] Ook dan weet de gedaagde/geïntimeerde dat hij is opgeroepen voor een rolzitting die vervolgens op grond van een wettelijke bepaling wordt verwezen naar een latere roldatum.[7] Kortom, een soortgelijk situatie. Van de niet verschenen gedaagde/geïntimeerde hoeft dan ook niet verwacht worden dat hij c.q. zijn advocaat de rol observeert. Ook hier geldt de informatieplicht van het gerecht.

Hetzelfde geldt als de kantonrechter de procedure verwijst naar de sector civiel van de rechtbank en vice versa. Ook in die gevallen moet de rechter waarnaar de procedure is verwezen de niet verschenen partij actief informeren over de voortgang van de procedure.

Voor al deze situaties in eerste aanleg en in hoger beroep moet de griffier een brief sturen. Al met al een behoorlijke toename van de werkdruk op de toch al zo zwaar belaste griffies.[8] Ook zullen de kosten stijgen. Daar zullen de gerechten niet blij mee zijn. Maar ook zij zullen zich moeten conformeren aan deze principiële uitspraak. Principes kosten tijd (werkdruk) en geld.

Deze column is afgesloten op 1 mei 2023.

Citeertitel: J.M. Veldhuis, “Principes verhogen de werkdruk“, BER 2023, afl. 4, p. 28-29.


[1] Artikel 353 lid 1 Rv juncto artikel 126 Rv.

[2] Artikel 127 lid 2 Rv juncto artikel 123 lid 1 Rv.

[3] HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387.

[4] Hof Arnhem-Leeuwarden 9 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1234.

[5] HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387, r.o. 4.2.2.

[6] Artikel 127a Rv juncto artikel 3 lid 3 Wgbz.

[7] Al zijn er rechters op de eerste rolzitting direct verstekvonnis wijzen en de procedure niet aanhouden.

[8] De Rechtspraak, Jaarplan 2023, p. 30.

Geverifieerd door MonsterInsights