Instantie Rechtbank Amsterdam (gerechtsdeurwaarders)

Datum uitspraak 20 oktober 2023

ECLI ECLI:NL:TGDKG:2023:86

Onderwerp tuchtrecht gerechtsdeurwaarders

Citeertitel TT 2024/6, met noot van mr. J.M. Veldhuis

Wenk

De kamer voor gerechtsdeurwaarders vult de klacht aan. De annotator zoekt uit of dit mag. Ook stelt de kamer voor gerechtsdeurwaarders dat in de (eerste) sommatiebrief moet staan dat de vordering (nog) niet in rechte vast staat en betwist kan worden. Het is de vraag of deurwaarders verplicht zijn om dit te doen.

Inleiding

De klacht in deze tuchtzaak bestaat uit meerdere onderdelen. Voor deze annotatie beperk ik me tot het klachtenonderdeel over de (eerste) sommatiebrief die de gerechtsdeurwaarder stuurde. De kamer voor gerechtsdeurwaarders (‘kamer’) acht het klachtwaardig dat in deze brief niet staat hoe de schuldenaar bezwaar kon maken tegen de vordering.

Maar eerst ga ik in op het aanvullen van de klacht door de Kamer en de eisen die kamer stelt aan de inhoud van een (eerste) sommatiebrief.

Aanvullen klacht

De klacht over de sommatiebrief van de deurwaarder is als volgt weergegeven in de beslissing:

“Op de brief van 4 oktober 2022 staat een telefoonnummer dat niet overeenkomt met het telefoonnummer rechts op de brief van de vestigingen. De brief is niet ondertekend met een naam. De gerechtsdeurwaarder heeft geen onderzoek verricht of er daadwerkelijk een incassozaak is. De rekening is van 12 juli 2022, en de brief van de gerechtsdeurwaarder van 4 oktober 2022, te weten 84 dagen later. In de vordering is een bedrag opgenomen van € 30,25 voor deurwaarderskosten, die niet zijn gemaakt. Op 6 oktober 2022 heeft klager laten weten dat hij al had betaald en heeft klager verzocht om een financiële compensatie van € 40.” [1]

De Kamer oordeelt in de vierde alinea van r.o. 4.2:

“De gerechtsdeurwaarder heeft verder ter zitting meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden.”

Deze klacht maakt geen onderdeel uit van de hiervoor geciteerde omschrijving. Anders gezegd, de ingediende klacht ziet niet op het niet vermelden in de sommatiebrief dat bezwaar gemaakt kan worden. Kennelijk vond de Kamer dit een heikel punt en stelde zij hierover op de zitting een vraag aan de gerechtsdeurwaarder. Deze antwoordde “dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden”.

Feitelijk vulde de Kamer, althans zo lijkt het, de klacht aan. Die bevoegdheid heeft de Kamer niet. Het is namelijk het klaagschrift c.q. de ingediende klacht die de omvang bepaalt. Van Vlastuin omschrijft het als volgt: “De behandeling van de klacht is beperkt tot de daarin weergegeven feiten. De Kamer beoordeelt of sprake is van klachtwaardig handelen, binnen het bestek van de ingediende klacht”.[2] Dit is ook logisch, aangezien er in beginsel geen re- en dupliek plaats vindt.[3] De beklaagde gerechtsdeurwaarder heeft zich niet schriftelijk tegen deze nieuwe klacht kunnen verdedigen. Hij lijkt op de zitting voor het blok te zijn gezet. Hierdoor is de gerechtsdeurwaarder in zijn verdedigingsbelang geschaad.

De Kamer trad buiten het bestek van de ingediende klacht. En legt (mede) op basis hiervan een waarschuwing op.

Of hoger beroep is ingesteld, is mij niet bekend. Mocht de appeltermijn ongebruikt zijn verstreken, kan de gerechtsdeurwaarder dan nog actie ondernemen? Een eenduidig antwoord op deze vraag is op dit moment niet te geven. Daarom volsta ik hier met verwijzing naar mijn annotatie onder de beslissing van het hof Amsterdam van 27 december 2022.[4]

Wilt u verweer voeren?

Het tweede deel van deze annotatie gaat over het materiële oordeel over de inhoud van de sommatiebrief:

“De gerechtsdeurwaarder heeft verder ter zitting meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). In de toelichting van dat artikel is opgenomen dat uit de praktijk blijkt dat opdrachtgevers jegens de bij hen bekende schuldenaren gebruik willen maken van het gezag van gerechtsdeurwaarders. Juist vanwege dat gezag is het belangrijk dat als de gerechtsdeurwaarder een aanmaning stuurt in een fase waarin er (nog) geen executoriale titel voorhanden is, hij duidelijk maakt dat de vordering (nog) niet “vast staat” en betwist kan worden. Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen.”[5]

Onduidelijk is op basis waarvan de gerechtsdeurwaarder verplicht zou zijn om dit in de eerste sommatiebrief op te nemen. Het is geen wettelijk vereiste. Deze verplichting volgt ook niet uit de Gerechtsdeurwaardersverordening.[6] Ondanks dat dit wel wordt gesuggereerd door te verwijzen naar art. 12 van de tot 31 januari 2023 geldende Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders[7] (‘Verordening oud’) en art. 4.5 Gerechtsdeurwaardersverordening.

Gerechtsdeurwaardersverordening

Art. 4.5 Gerechtsdeurwaardersverordening gaat over de aansprakelijkheid voor het gebruik van onder andere het briefpapier van de gerechtsdeurwaarder door derden. Die verantwoordelijkheid omvat in voorkomende gevallen ook de afhandeling van een reactie van een betrokkene. Het komt voor dat opdrachtgevers van gerechtsdeurwaarders het briefpapier van de gerechtsdeurwaarder gebruiken om hun schuldenaren aan te schrijven. Op die wijze maakt de opdrachtgever gebruik van het gezag van de deurwaarder. Je kan je afvragen of dit wenselijk is, maar het is toegestaan.

Dit artikel is dus geschreven voor de situatie dat de gerechtsdeurwaarder geen directe invloed heeft op de inhoud van een sommatiebrief. Het is immers zijn opdrachtgever die de brief opstelt en verstuurt. Het is dus een wezenlijk andere situatie dan de situatie waarover de Kamer moest oordelen, zijnde de inhoud van een door de gerechtsdeurwaarder opgestelde en verstuurde sommatiebrief.

De hiervoor genoemde aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder ziet onder andere op het verbod tot uitoefenen van oneigenlijke druk en het verbod om onjuistheden op te nemen in de brief. Ook moet de gerechtsdeurwaarder adequaat reageren.[8]

De voorwaarden c.q. verantwoordelijkheden die gelden als een derde het briefpapier van een gerechtsdeurwaarder gebruikt, zien niet op de mededeling dat bezwaar kan worden gemaakt. Dat is ook niet de bedoeling. In de toelichting staat namelijk dat de gerechtsdeurwaarder adequaat moet reageren. Dit vloeit voort uit de regel dat de gerechtsdeurwaarder zorgdraagt voor zodanige voorzieningen en openstelling van het kantoor dat de gerechtsdeurwaarder toegankelijk en benaderbaar is voor justitiabelen.[9]

Kortom, art. 4.5 Gerechtsdeurwaardersverordening biedt geen grondslag voor de gestelde verplichting om in de sommatiebrief op te nemen dat en hoe er verweer kan worden gevoerd.

Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders oud

Ook de Verordening oud biedt geen grondslag voor de lezing van de Kamer. Artikel 12 Verordening oud luidt “Wanneer de gerechtsdeurwaarder zich presenteert doet hij dit zorgvuldig en in overeenstemming met de eisen van zijn beroep.” De toelichting bij dat artikel rept ook niet over de inhoud van sommatiebrieven of de verplichting aan te geven dat en op welke wijze er bezwaar kan worden gemaakt tegen de vordering.[10]

Wat de Kamer feitelijk doet is een regeling hanteren die voor een andere doel c.q. andere situatie is geschreven. Vervolgens past zij deze regeling ook nog eens verkeerd toe.

Toekomstmuziek?

Naar verwachting treedt op 1 maart 2024[11] de Wet kwaliteit incassodienstverlening[12] (‘Wki’) en het concept Besluit incassodienstverlening[13] (‘Besluit’) in werking. Brengt dit mee dat incassodienstverleners in de (eerste) sommatiebrief moeten opnemen dat en op welke wijze er verweer kan worden gevoerd?

Art. 13 lid 3 Wki bepaalt dat een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zorgdraagt voor een correcte omgang met schuldenaren en schuldeisers en zorgt daarbij voor een afdoende informatievoorziening jegens hen. Een weinig concrete omschrijving. De Memorie van toelichting op de Wki[14] bevat niet de verplichting om de schuldenaar te informeren over de wijze waarop hij de vordering kan betwisten.

Het Bki vult de informatieplicht nader in. Artikel 4.2 Besluit bepaalt dat de incassodienstverlener zorg draagt voor een volledige en juiste informatieverstrekking aan de schuldenaar. De incassodienstverlener informeert de schuldenaar uit eigen beweging en op verzoek over diens rechten en plichten. In het Besluit en de Nota van toelichting komen meerdere informatieplichten aan bod, waaronder de rol en bevoegdheden van de incassodienstverlener, het proces van inning en het informeren over de gevolgen van het tijdig, niet tijdig of niet voldoen van de vordering. Het Besluit en de Nota van toelichting reppen niet over een verplichting tot het opnemen dat de vordering nog niet in rechte vast staat en dat verweer kan worden gevoerd. In de reactie van de KBvG op de internetconsultatie van de Wki wordt deze verplichting overigens ook niet genoemd.[15]

Nu ook de Wki en het Besluit niet reppen over de verplichting is het vooralsnog toekomstmuziek.

Als men wil dat de deurwaarder in de (eerste) incassobrief opneemt dat bezwaar kan worden gemaakt en op welke wijze dat kan, dan moet dat eerst formeel worden geregeld. Aanpassing van de Gerechtsdeurwaardersverordening lijkt me daar de aangewezen route voor.

Voordat op dit punt actie wordt ondernomen, moet men zich twee dingen realiseren. Ten eerste is in veel overeenkomsten en algemene voorwaarden opgenomen dat de betalingsverplichting niet mag worden opgeschort. Geldt hiervoor een uitzondering? Of moet de gerechtsdeurwaarder dan ook in  zijn brief opnemen dat je kan betalen of bezwaar kan maken? In dat geval dan handelt de deurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar. Is dat wenselijk? Nee. Is dat werkbaar? Nee.

Een tweede punt van aandacht is de vraag of deze verplichting toegevoegde waarde heeft. De laatste jaren is er terecht veel aandacht voor mensen met problematische schulden. Je kan je afvragen of deze verplichting niet te ver gaat. Dat mensen schulden hebben, betekent niet dat ze niet weten dat ze een vordering kunnen betwisten. Een expliciete uitnodiging tot het voeren van verweer kan ertoe leiden dat vele vorderingen ten onrechte worden betwist. Dit leidt dan weer tot extra gerechtelijke procedures met hoge kosten voor de schuldenaar. En dat wil men juist voorkomen.[16]


[1] R.o. 2, sub a.

[2] J.D. van Vlastuin, ‘Gerechtsdeurwaarders’, in R.L. Herregodts en M.L. Batting (red.), Handboek tuchtrecht, Den Haag: Boom Juridisch 2022, p. 197.

[3] Artikel 8 Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders.

[4] Gerechtshof Amsterdam 27 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3620, met noot. J.M. Veldhuis, TT 2023/8.

[5] Vierde alinea van r.o. 4.2.

[6] Stcrt 2023, 858.

[7] Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders, Stcrt. 2001, 132.

[8] Toelichting bij artikel 4.5 lid 2 Gerechtsdeurwaardersverordening), Stcrt 2023, 858.

[9] Artikel 3.5 lid 2 Gerechtsdeurwaardersverordening.

[10] Toelichting bij artikel 12 Verordening oud, Stcrt. 2001, 132.

[11] Brief minister Weerwind van 23 oktober 2023, te raadplegen via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/10/26/tk-uitwerking-motie-van-beukering-c-s-thematafels-civiele-invorderingsketen.

[12] Stb. 2022, 186.

[13] Artikel 13 lid 7 Wki bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld kunnen worden omtrent de kwaliteit die in acht moet worden genomen bij het aanbieden en verrichten van de incassodiensten.

[14] Kamerstukken II 2020/21, 35 733, nr. 3.

[15] Brief KBvG van 18 maart 2020, https://www.internetconsultatie.nl/kwaliteitincassodienstverlening/reacties.

[16] Kamerstukken II 2022/23, 29279, nr. 800.

Download artikel

Geverifieerd door MonsterInsights