In mijn vorige blog over derdenbeslag, schreef ik dat het belangrijk is tijdig een verklaring af te leggen als er executoriaal beslag onder je is gelegd ten laste van één van je werknemers. Het is belangrijk die verklaring volledig in te vullen. De beslaglegger kan bij derdenbeslag je verklaring namelijk betwisten. Hoe dat werkt, komt hierna aan bod.
Vier weken nadat het beslag is gelegd (en dus niet eerder!), moet je een verklaring derdenbeslag afleggen. Het kan zijn dat de beslaglegger niet akkoord gaat met jouw verklaring derdenbeslag. Dat is niet ongebruikelijk. In mijn praktijk betwist ik ook geregeld verklaringen. Ook verzoek ik geregeld om aanvulling van een verklaring derdenbeslag. De verklaring kan zowel geheel als gedeeltelijk worden betwist.
De deurwaarder of advocaat van de beslaglegger moet je een redelijke termijn geven om je verklaring derdenbeslag te wijzigen of aan te vullen. Een termijn van 14 dagen is redelijk. Mocht de verklaring derdenbeslag dan nog niet naar tevredenheid zijn, dan kan de beslaglegger je dagvaarden om (i) je verklaring derdenbeslag aan te vullen of te wijzigen en (ii) dat je wordt veroordeeld om de gehele vordering te betalen. In dat laatste geval moet jij maar zien dat je het geld van de schuldenaar terug krijgt.
De dagvaarding moet binnen twee maanden na het afleggen van je verklaring derdenbeslag aan je worden betekend. Deze termijn kan je niet stuiten of verlengen. Is de dagvaarding niet tijdig betekend, dan staat de inhoud van je verklaring derdenbeslag vast en heeft de beslaglegger pech en kan jij niet veroordeeld worden. Maar, als de beslaglegger vervolgens nog een keer beslag legt en hij betwist wederom je verklaring derdenbeslag, dan kan hij je alsnog – binnen twee maanden – dagvaarden. Let op, deze procedure kan je alleen voeren bij executoriaal beslag en niet bij conservatoir beslag.
Mocht het tot een procedure komen, dan kan je een gerechtelijke verklaring afleggen. Blijf je bij je oorspronkelijke verklaring, dan zal de rechter uiteindelijk oordelen of dat terecht is, met als mogelijk gevolg dat je wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen waartoe de debiteur op dat moment gehouden is. Dat is de vordering vermeerderd met rente en (beslag)kosten. Jij moet vervolgens maar zien of je dit bedrag kan verhalen op je werknemer. Gebruik de termijn van vier weken daarom goed als je twijfelt over hetgeen je moet verklaren; daar is die termijn immers voor bedoeld.
Tot slot, het kan voorkomen dat de derdebeslagene (de werkgever in ons voorbeeld) netjes en conform de waarheid heeft verklaard, maar dat hij weigert om te betalen (‘af te dragen’). In dat geval kan de beslaglegger bij de rechter vorderen dat de werkgever zijn afdrachtverplichting nakomt. Daarnaast is het in zo’n geval raadzaam om te vorderen dat, in geval de werkgever weigert aan het vonnis van de rechter te voldoen, hij een vervangende schadevergoeding aan de beslaglegger moet betalen. De werkgever moet op zijn beurt dan maar zien hoe hij het betaalde geld terug krijgt van zijn werknemer (de schuldenaar).
Beste Jeroen,
Je schrijft: “Vier weken nadat het beslag is gelegd (en dus niet eerder!)”
Dat klopt niet volgens mij: de verplichting ontstaat volgens de wettekst van 476a Rv, maar dat betekent niet dat er binnen 4 weken geen verklaring afgelegd mag worden.
De hele zin luidt:
Hiermee geef ik aan dat de verplichting, zoals jij ook aangeeft, ontstaat na verloop van vier weken nadat het beslag is gelegd. De reden dat ik opmerk “en dus niet eerder!”, is dat in het toelichting bij de verklaring staat dat binnen vier weken moet worden verklaard.
Het is juist dat je eerder kan verklaren. Dat lijkt me ook geen probleem, zolang er maar niet eerder afgedragen wordt (bij executoriaal beslag).
Een waardevolle aanvulling lijkt mij overigens dat er alleen de verplichting bestaat voor de derde beslagene om af tedragen aan de deurwaarder en niet aan de advocaat (zoals sommige advocaten wel doen voorkomen)